‘God is als een minderjarige,’ zegt advocaat Ananda Padmanabham vanachter zijn bureau in Trivandrum. Padmanabham is een goedlachse en welbespraakte veertiger. Hij draagt een wit overhemd met korte mouwen. Aan de muur hangt een portret van zijn in 2011 overleden oom en compagnon. Met zijn witte gewaad en lange witte manen oogt hij als een heuse goeroe.
Zijn neef vervolgt: ‘Een minderjarige is rechtsbekwaam, maar kan slechts handelen middels een vertegenwoordiger. Meestal zijn dat zijn ouders of een voogd. Zij kunnen bezit vergaren voor een minderjarige maar dat niet verkopen of weggeven. Voor god geldt hetzelfde. Hij wordt vertegenwoordigd door de autoriteiten van de tempel waarin hij huist.’
De vraag of god wel of niet bestaat, doet er volgens Padmanabham niet toe. ‘Miljoenen Indiërs geloven dat hij bestaat en dus is hij een maatschappelijke realiteit,’ aldus de 43-jarige jurist.
Nu is ‘god’ een term die vaak al snel enige uitleg behoeft. Zeker in India, een land waar Friedrich Nietzsches ‘God is dood’ nog geen wortel heeft geschoten en waar niet één maar talloze goden en godinnen springlevend zijn. Daar komt bij dat het hindoegeloof geen strikt onderscheid maakt tussen het hemelse en aardse. Zelfs niet tussen gods beeltenis en god zelve: een door priesters gewijde beeltenis van god ís god.
Dat is de reden dat hindoes stad en land afreizen en soms uren in de rij staan met geschenken als fruit, snoepgoed en kleingeld om het heilige der heiligen van een tempel te bezoeken en, heel even, in het aangezicht van een god te staan.
In geval van speciale wensen, zoals een genezing van een ernstige ziekte of promotie, bidt de gelovige tot god. Wordt zijn wens ingewilligd, dan maakt hij een donatie over naar draagkracht. Een rijke zakenman doneerde recent zo zijn gewicht in goud aan de Krishnatempel in Taliparamba.
Het is in India gebruikelijk dat de goden als rechtspersoon worden beschouwd, bezit kunnen vergaren en wonderlijke rollen spelen in rechtszaken. En daar heeft Ananda Padmanabham veel ervaring mee.
Wat was er gebeurd?
Ananda Padmanabhams naam en faam zijn namelijk nauw verbonden met de god Sri Padmanabha, een manifestatie van Vishnu. In 2007 verwierf Padmanabham landelijke bekendheid toen hij de autoriteiten van de machtige Sri Padmanabhatempel in Trivandrum aanklaagde wegens wanbeleid.
Volgens hem verdwenen er sinds 1991 namelijk regelmatig objecten uit Sri Padmanabha’s bezit, dat ligt opgeborgen in zes kluizen onder de goudgele tempel die hoog boven de stad uittorent.
De jurist kreeg in de rechtszaak steun van de Trivandrum Vakbond van Tempelwerknemers, die stelde dat er onder meer een ivoren fluit, zes ceremoniële lampen en vierhonderd gouden potten waren ontvreemd. Een tempeldienaar die als getuige optrad, werd het slachtoffer van een nooit opgehelderde zuuraanval.
De advocaat eiste in de zaak dat een overheidsinstantie in het leven werd geroepen om toezicht te houden op het reilen en zeilen van de tempel en gods bezit te inventariseren.
De autoriteiten van de Sri Padmanabhatempel stelden echter dat een dergelijke vorm van overheidsbemoeienis niet strookte met de eeuwenoude tempeltradities en de bijzondere relatie met de koninklijke familie van Travancore zou schaden.
Hoe Sri Padmanabha dat bezit vergaarde
De Sri Padmanabhatempel is zo’n vierduizend jaar oud,’ zegt Padmanabham. ‘Door de eeuwen heen hebben gelovigen offers gebracht en kostbaarheden geschonken. Maar het was vooral de koninklijke familie die in de achttiende eeuw enorme schatten schonk.’
Onder het bewind van Maharadja Marthanda Varma (1729–1758) wist Travancore zijn grondgebied flink uit te breiden door het ene na het andere prinsdom in de regio in te nemen. Het rijk was in die tijd zelfs de legers van de Nederlandse VOC de baas.
Historici vermoeden dat Varma uit wroeging over de vele wandaden begaan tijdens zijn leven besloot om zijn vergaarde rijkdommen aan Sri Padmanabha te schenken. Sterker nog: in 1750 benoemde hij Sri Padmanabha tot Koning van Travancore – een unicum in de geschiedenis van India. Niet gek dat hij vele rijkdommen vergaarde.
Een wonderlijke uitspraak
Terug naar de rechtszaak. Padmanabham liet het er niet bij zitten en in 2011 gaf het hooggerechtshof van de regio Kerala hem uiteindelijk gelijk. Het oordeelde onder meer dat de tempelschatten niet het familiebezit van de Varma’s waren, maar toebehoorden aan Sri Padmanabha.
Belangrijker, het oordeelde dat de staat een toezichthoudende rol diende te vervullen ter bescherming van de belangen van zowel gelovigen als goden. Ook droeg het hof de lokale autoriteiten op een commissie in het leven te roepen om Sri Padmanabha’s bezit te inventariseren.
Dat gebeurde in 2011. Toen gingen vijf van de zes tempelkluizen open (de deur van de zesde kluis zat vastgeroest) en wat tevoorschijn kwam zou niet misstaan in de volgende Indiana Jones-film: gouden munten van de Romeinse tijd tot Napoleon, een massief gouden harnas compleet met gouden boog en pijlen en een arsenaal edelstenen, waaronder diamanten zo groot als een duim, kwam tevoorschijn.
Geschatte waarde: zo’n 20 miljard dollar.
‘Ach, dat zijn geruchten,’ zegt Padmanabham. ‘Het comité onder leiding van een oud-rechter heeft een inventarisatie gedaan en alles digitaal vastgelegd. Het bracht op 14 februari jongstleden rapport uit aan het Hof, maar zolang de details niet openbaar zijn, heeft het weinig zin te speculeren. Wel bekend is dat ondertussen zo’n 266 kilo goud (ter waarde van zo’n 330.000 euro) is verdwenen en dat het comité juridische stappen voorbereidt tegen de voormalige tempelautoriteiten.’
Wat betekent dit?
Inmiddels is de beveiliging van de tempel flink aangescherpt. Militairen en metaaldetectors bewaken de vier ingangen tot het complex en overal hangen camera’s. Slechts hindoes mogen het heilige der heiligen betreden. Niet-hindoes moeten het doen met de posters van Sri Padmanabha die overal te koop zijn.
Met het oog op de onvoorziene en overweldigende rijkdom van Sri Padmanabha in Trivandrum is in India een levendig debat losgebarsten over wat te doen met de vele goddelijke bezittingen beheerd door de vele duizenden tempels die het land rijk is.
India’s seculiere geesten opperen dat het bezit gebruikt kan worden ter bestrijding van de armoede en het bouwen van wegen, scholen en ziekenhuizen. De hindoe-nationalistische regering in Delhi zit op eenzelfde lijn. Die kan haar verkiezingsbelofte van voorspoed en economische groei nauwelijks waarmaken en kan enige hulp van hogerhand wel gebruiken.
Maar vraag het de vele gelovigen die dagelijks een bezoek brengen aan Sri Padmanabha in Trivandrum en het antwoord is eenduidig: de tempelschatten behoren toe aan god. De overheid moet zich daar verre van houden, al suggereren sommigen dat een deel wellicht ten goede gebruikt kan worden.
‘De schat in de tempel is het eigendom van god en dat moet zo blijven,’ vindt ook Padmanabham. ‘Een donatie aan god is een vrijwillige daad die je niet terug kunt draaien. Je kunt een kind geen lolly geven en hem dan halverwege terugvragen.’
Niet iedereen is even gelukkig met Padmanabhams overwinning in de rechtszaal die de gevestigde orde van Trivandrum op zijn kop zette. Hij ontvangt nog regelmatig doodsbedreigingen. Reden dat er dag en nacht een agent voor zijn praktijk staat geposteerd.
Bang is Padmanabham niet. ‘Als god wil dat ik hem van dienst blijf, dan laat hij me nog wat langer leven. Als hij denkt dat mijn werk erop zit, dan leg ik mijn lot zonder problemen in zijn handen.’
DE CORRESPONDENT
29 maart, 2016