Norman Finkelstein is werkloos. Iedereen had verwacht dat de assistent-hoogleraar politieke wetenschappen vorige zomer voor het leven benoemd zou worden. De 54-jarige had een bovengemiddeld publicatiegemiddelde en een meerderheid van zijn collega’s had een positief stemadvies uitgebracht. Dat laatste volstaat normaal gezien, maar uiteindelijk besloot Chicago’s DePauls University hem niet te benoemen. Hij mocht zelfs zijn doorlopend contract niet uitdienen.
‘Aan het begin van het academiejaar werd me de toegang tot de universiteit geweigerd’, zegt Finkelstein tussen twee lezingen in Beiroet. ‘Studenten demonstreerden en de media raakten betrokken, maar pas toen ik ermee dreigde in hongerstaking te gaan, bood de directie me een financiële schikking en noemde ze me een “uitstekende geleerde,.’
Finkelstein is ook een controversiële geleerde. Hij maakte naam met een vernietigende kritiek op Joan Peters’ bestseller From times immemorial, waarin Palestijnse vluchtelingen worden afgedaan als Arabische migranten. Finkelstein maakte zich in conservatieve kringen niet bepaald geliefder met zijn boek The Holocaust industry, waarin hij stelt dat de Joodse gemeenschap het geleden leed heeft gebruikt voor financieel en politiek gewin. Vervolgens bond hij de strijd aan met Alan Dershowitz, hoogleraar aan Harvard en een mediacoryfee. Dershowitz is ook een vurige pleitbezorger van de Israëlische zaak.
Finkelstein beschuldigde Dershowitz van plagiaat in diens boek The case for Israel, omdat het passages zou bevatten die zonder verwijzingen zijn overgenomen uit Joan Peters’ boek. Dershowitz ontkende en er volgde een nationale lastercampagne: Finkelstein was een ontkenner van de Holocaust, een antisemiet en geestelijk instabiel, en zijn moeder had geheuld met de nazi’s. Vooral het laatste was pijnlijk, aangezien zij zowel de opstand van Warschau als de Duitse concentratiekampen overleefde. En dan te weten dat DePauls Finkelstein ontsloeg ‘wegens het niet respecteren van de waardigheid van het individu’.
‘Vanaf het moment dat ik benoemd werd, stond de universiteit onder druk me te ontslaan’, zegt Finkelstein. ‘Dat is me met zoveel woorden verteld. En de universiteit heeft eerder geprobeerd van me af te komen door zonder reden mijn salaris te korten.’ Finkelstein weet niet hoe de druk op de directie zich manifesteerde, maar volgens een van zijn collega’s werd er gedreigd met negatieve publiciteit en het beloven of juist stopzetten van donaties. Gevraagd waarom ze anoniem wenste te blijven, zei ze: ‘Vergeet niet dat Mehrene Larudee ook haar benoeming verloor omdat ze zich te openlijk achter Finkelstein opstelde.’
Jonathan Knight van de American Association of University Professors (AAUP) is zich bewust van conservatieve en pro-Israëlische groeperingen die leraren, professoren en universiteiten tot doelwit nemen. De AUPP heeft zich meerdere malen kritisch uitgelaten over doelen en werkwijzen van groepen als Campus Watch, Students for Academic Freedom en talloze anderen.
Campus Watch houdt een zwarte lijst bij van academici die in hun ogen anti-Amerikaans en anti-Israëlisch zijn, en moedigt studenten aan zich te beklagen bij de directie. Students for Academic Freedom ziet de Amerikaanse universiteiten als een links bolwerk, en richt zich daarbij vooral op programma’s over het Midden-Oosten. Beide organisaties zijn inmiddels vertegenwoordigd op meer dan honderd Amerikaanse universiteiten.
Knight zegt echter niets te weten van een georkestreerde poging om Finkelstein buiten te werken. ‘De AAUP achtte Finkelsteins ontslagprocedure onrechtmatig om twee redenen’, zei hij. ‘Finkelstein werd niet de mogelijkheid geboden in beroep te gaan en hij had zijn doorlopend contract uit mogen dienen. Maar aangezien hij en DePauls tot een schikking zijn gekomen, is dat nu slechts een theoretische kwestie.’
Knight benadrukte dat de politieke strijd over controle van de universiteit niets nieuws is. ‘In het verleden waren er andere groepen met een conservatieve agenda die zich richtten op professoren en universiteiten die zich te slap zouden opstellen tegenover het communisme’, zei hij. ‘Hoewel het huidige fenomeen kritisch gevolgd dient te worden, is de AUCC op korte termijn niet overbezorgd, ondanks het feit dat het leven van enkele individuen tot een ware hel is gemaakt.’
Joseph Massad weet er alles van. In 2004 werd de assistent-hoogleraar moderne Arabische politiek van de Columbia University het doelwit van pro-Israëlische studenten die hem bestookten met haatmail en zijn colleges verstoorden. The David Project for Jewish Leadership, een afsplitsing van Campus Watch, maakte daarna een film waarin diezelfde studenten Massad beschuldigden van antisemitisme en propaganda. Een en ander werd breed uitgemeten in de krant The New York Sun, waarna de film, tevergeefs, bij de directie van de universiteit werd gedeponeerd met het verzoek Massad te ontslaan.
Volgens Columbia University zorgde elke pro-Palestijnse opmerking van de overleden professor Edward Said voor honderden e-mails. Saids opvolger, Rachid Khalidi, werd onlangs verwijderd van een opleidingsprogramma voor leerkrachten, nadat hij door onder meer The New York Sun als antisemiet werd bestempeld. Barnard College staat momenteel onder druk om Nadia Abou Hajj niet te benoemen, omdat zij een boek publiceerde dat kritisch staat tegenover de Israëlische interpretatie van archeologische vondsten in het Beloofde Land.
Kerk onder Vuur
Dominee Donald Wagner is sinds 1994 hoofd van het Centrum voor de Studie van het Midden-Oosten aan de evangelische Northpark University in Chicago. In 2003 verloor hij zijn benoeming na een gecoördineerde campagne van Joodse en christelijke zionisten.
‘Ons programma erkent Israëls recht te bestaan, maar eist ook de erkenning van Palestijnse mensenrechten, en dus staan wij kritisch tegenover dingen als collectief straffen en de bouw van de muur’, zei Wagner. Om die reden werden hij en het centrum al langer kritisch gevolgd, maar zij werden pas echt een doelwit toen de presbyteriaanse kerk, waartoe ook Wagner behoort, haar leden op riep niet te investeren in Amerikaanse bedrijven die zaken doen met het Israëlische leger.
‘Toen dat gebeurde, werd het zware geschut bovengehaald’, zei Wagner. ‘Leden van de Joodse Federatie bezochten minstens vijfmaal de directie van de universiteit en eisten mijn ontslag. Bovendien eisten ze dat ook vakken, die kritisch stonden ten aanzien van de muur, mensenrechtenschendingen en christelijk zionisme, werden geschrapt.’
Tegelijkertijd lanceerde de rabbi Yehiel Poupko een smeercampagne, waarin Wagner werd beschuldigd van antisemitisme. Zoals Finkelstein genoot ook Wagner de steun van de meesten van zijn collega’s, maar werd hij niet benoemd. Wel kreeg hij een tweejarig contract aangeboden, dat tot nu toe telkens is verlengd. ‘Ik denk dat de poging me te ontslaan mislukte omdat onze universiteit nauwelijks afhankelijk is van Joodse donaties’, zei Wagner.
Wagner waarschuwt het christelijk deel van de Amerikaanse pro-Israëlische beweging niet te onderschatten. Volgens hem zijn er zowat 90 miljoen evangelisten, van wie minstens 25procent als zionist moet worden beschouwd. Zij nemen het Oude Testament letterlijk en geloven dat de Messias zal wederkeren zodra het Beloofde Land, inclusief Samaria en Judea (de Westelijke Jordaanoever) weer in Joodse handen is.
Een van de luidruchtigste vertegenwoordigers van deze stroming was de vorig jaar overleden televisiedominee Jerry Falwell. Toen George Bush in de begindagen van zijn presidentschap Ariel Sharon dreigde terug te fluiten voor diens hardhandige optreden in de Palestijnse Gebieden, pochte Falwell in het televisieprogramma 60 Minutes dat zo’n honderdduizend protestbrieven op het Witte Huis waren bezorgd. ‘Er is niets wat de wraak van het christelijke publiek meer op de Amerikaanse regering doet neerdalen dan het verlaten of bekritiseren van Israël’, zei Falwell.
De Amerikaanse professoren Stephen Walt en John Mearsheimer zijn al voor het leven benoemd en hoeven dus niet voor hun baan te vrezen, ondanks de storm van kritiek die losbarstte over hun boek The Israel lobby. Volgens hen is de Israëlische lobby een los samenhangend geheel van Joodse en christelijke Amerikanen die het welzijn van en Amerikaanse steun voor de staat Israël nastreven.
‘De Israëlische lobby is niets anders dan de landbouwlobby’, schrijven zij. ‘De individuen en groepen die tot de lobby behoren, doen wat elke belangengroep doet, zij doen het alleen beter.’ Het boek richt zich voornamelijk op het functioneren van de lobby op politiek niveau, met name op het machtige American Israeli Public Affairs Committee (AIPAC), maar besteedt in een apart hoofdstuk aandacht aan het ‘domineren van het publiek debat’.
Om het Amerikaanse buitenlandse beleid te houden zoals het is, aldus het tweetal, moet elke kritiek in de media of op de universiteit in de kiem gesmoord worden. Het argument dat kritiek op Israël niets anders is dan een verkapte vorm van antisemitisme is, speelt daarbij een cruciale rol. Zoals Jimmy Carter voor diens boek, Peace not Apartheid, hebben Walt en Marsheimer dat laatste aan den lijve ondervonden. Hun boek werd in conservatieve kringen neergesabeld.
Sara Roy is als senior researcher verbonden aan het Midden-Oostencentrum van Harvard University. Hoewel ze als expert op het gebied van de Palestijnse economie uitermate kritisch is ten aanzien van Israël, heeft ze tot nu toe nooit enige politieke druk ondervonden. Roy was echter een van de eerste academici die de activiteiten van de Israëlische lobby met betrekking tot Amerikaanse universiteiten onder de loep namen. Volgens haar bestaat er een wijdverbreid netwerk van conservatieve groepen om individuen en instellingen met een alternatieve visie ‘in de gaten te houden, te belasteren en te straffen’.
‘De aanval met het meeste venijn is gereserveerd voor academici, zowel Joods als niet-Joods, verbonden aan programma’s over het Midden-Oosten’, zegt Roy. ‘Vooral sinds 9/11 is de verhouding extreem vijandig. Conservatieve denkers beschuldigen hun opponenten ervan te links, te radicaal, te liberaal, antisemitisch of anti-Amerikaans te zijn.’
De beschuldiging werd voor het eerst op schrift gesteld in november 2001, in een rapport dat werd gepubliceerd onder leiding van Dick Cheney’s vrouw Lynne en de oudgediende Democraat Joseph Lieberman. Het rapport bekritiseerde vooral de honderd academici die in een open brief om meer onderzoek riepen naar de oorzaken van 9/11 en de rol van het Amerikaanse buitenlandse beleid. De tandem Cheney-Lieberman kwalificeerde het universitaire milieu als ‘niet patriottisch en anti-Amerikaans’.
De strekking van het rapport spoorde met het eerder gepubliceerde boek van Martin Kramer, Ivory towers on sand. The failures of Middle East studies in America. Kramer werkt voor de door het AIPAC opgerichte denktank Washington Institute for Near East Policy (WINEP). Hij staat voor een nieuwe benadering van de studies over het Midden-Oosten, namelijk een waarin het idee centraal staat dat Amerika een essentiële rol ten goede speelt.
In 2002 richtte Kramers vriend en collega Daniel Pipes Campus Watch op. ‘Academische collega’s wen eraan, want ja, u wordt in de gaten gehouden’, kraaide Kramer. ‘Die obscure artikelen in universitaire krantjes zijn nu beschikbaar op het internet en zij worden geoogst. Uw syllabi doorgespit. Uw websites bezocht.’
Met een derde zielsgenoot, Stanley Kurtz, werkten Kramer en Pipes tevens aan een wetsvoorstel (HR 3077) om studieprogramma’s, die overheidsfinanciering ontvangen, onder toezicht te plaatsen van een staatscommissie bestaande uit zeven vertegenwoordigers van de veiligheidsdiensten, het Huis van Afgevaardigden en de Senaat.
‘Als het voorstel wet wordt, staat dat de overheid toe onderwijs te testen op de mate waarin het conform is aan het buitenlandse beleid’, zegt Roy. Straf op kritiek? Het inhouden van fondsen.
Het voorstel werd aangenomen door het Huis van Afgevaardigden, maar heeft de Senaat nog niet gehaald. Het circuleert echter nog altijd in de wandelgangen van Washington. Een parlementaire commissie adviseerde vorig jaar een presidentiële post te creëren om programma’s met overheidsfinanciering te overzien en om een klachtenprocedure voor studenten bij het ministerie van Onderwijs in te stellen.
Voor Noam Chomsky komt de beschuldiging ‘anti-nationalistisch’ te zijn rechtstreeks uit het ‘lexicon der totalitarisme’. Van sovjetdissidenten werd gezegd dat ze hun land haatten, omdat zij kritiek hadden op het beleid. ‘Voor de totalitaire geest is de staat één met het land, de cultuur en het volk.’ Wat Chomsky vindt, zal Pipes een zorg zijn. ‘Ik wil net zoveel van Chomsky op de universiteit zien als van Hitler of Stalin’, zei hij ooit.
Zo is de strijd om het Midden-Oosten en om de Amerikaanse universiteiten in volle gang. ‘De universiteit is al vaker belaagd, maar academische vrijheid is een hoog goed en wij zullen ons niet zonder slag of stoot overgeven’, zegt Roy strijdvaardig.
Ook voor Finkelstein is de strijd nog niet voorbij. ‘Ik geef waarschijnlijk nooit meer les’, zegt hij gelaten. ‘Maar ik ben begonnen aan een nieuw boek.’ Gezien zijn vroegere werk zal dat ongetwijfeld weer het nodige stof doen op waaien.
DE STANDAARD
2 februari, 2008