,,De fabriek is 42 jaar oud, waarvan ik er 41 jaar heb gewerkt,” zei Salah Baraki. ,,En in twee minuten was alles weg.” De 60-jarige manager kijkt uit over de verwrongen stalen resten van de Maliban-glasfabriek in Tanayel, een dorpje in het hart van Libanons oostelijke Bekaavallei. Op 18 juli losten twee Israëlische straaljagers een vijftal bommen in de productiehal. Vrijwel alles is verwoest.
,,Normaal werkten hier bijna 400 mensen, maar wegens de oorlog waren er die dag maar 41 mensen in de fabriek,” zei manager Baraki. ,,We hadden geluk, want ze bombardeerden rond lunchtijd en de meesten van ons hadden een rustig plekje opgezocht om te eten.”
Slechts twee arbeiders werden gedood, maar Baraki schat de materiële schade op zo’n 25 miljoen dollar. De Maliban-fabriek was een van de grootste van heel Libanon.
De glasfabriek was niet het enige civiele doelwit van Israëlische gevechtsvliegtuigen in de Bekaavallei. Afgezien van wegen, bruggen en benzinestations werden nog minstens vier andere fabrieken gebombardeerd. Eén daarvan is Dalaal, een bedrijf dat onder meer de tijdelijke accommodaties voor het Amerikaanse leger in Irak en Afghanistan vervaardigt.
Volgens eigenaar Toufic Dalaal voerden Israëlische straaljagers verschillende aanvallen uit. ,,Toen ze zagen dat er nog een gebouw stond, kwamen ze terug en bombardeerden dat ook.”
Er vielen geen doden onder de bijna 400 werknemers, omdat Dalaal, na het bombardement op Maliban, had besloten de fabriek te sluiten. ,,De schade bedraagt zo’n 20 miljoen dollar, ” zei Dalaal per telefoon vanuit Chicago. ,,Ik ben in de States om machines te kopen, zodat ik zo snel mogelijk opnieuw kan beginnen.”
Volgens Dalaal hebben zijn klanten begrip voor de situatie en kan hij bestellingen later leveren. Waarom Israël zijn fabriek bombardeerde? ,,Ik heb geen idee,” zei hij. ,,Wij zijn te ver van de Israëlische grens verwijderd om katjoesja’s af te vuren. Het is een soennitisch gebied, waar de Hezbollah niet eens vertegenwoordigd is. Het enige wat ik kan verzinnen, is dat Israël aan economische oorlogsvoering doet en Libanon op de knieën wil krijgen.”
Halverwege de weg naar het noordelijker gelegen Baalbek werd Libanlait, een melkbedrijf, op dezelfde wijze verwoest. Volgens Mohamed Zeidan, een consultant van het bedrijf, waren twee bommen voldoende om alles te vernietigen.
,,Deze maand zal het bedrijf de salarissen van zo’n 300 werknemers nog betalen,” zei hij, ,,maar daarna zal dat afhangen van de beslissing van de aandeelhouders of zij wel of niet herbouwen.” De schade bedraagt volgens hem zo’n 15 miljoen dollar.
Behalve Audi Bank, aldus Zeidan, zijn de voornaamste aandeelhouders enkele christelijke en soennitische kopstukken uit de regio en heeft de fabriek geen enkele band met de Hezbollah. ,,Veel van de werknemers zijn sjiieten, dat wel”, zei hij, ,,maar wij doen hier niet aan politiek, wij maken melk.” Zoals in geval van de glasfabriek en Dalaal, werd ook hier het hart van de productie getroffen, en niet het magazijn.
In dezelfde regio rond Chtaura, gesitueerd in het centrum van de Bekaa, en niet in het door de Hezbollah gedomineerde noorden, werden nog een constructiebedrijf en een snoepfabriek getroffen, met ieder 80 werknemers. In totaal verloren ongeveer 1.300 mensen hun baan. ,,Maar indirect waren nog veel meer mensen afhankelijk van deze fabrieken,” zei Salah Baraki. ,,Ik weet niet wat ik ervan moet zeggen. Ze hebben het hart uit de Bekaa geslagen.”
De Bekaavallei, bijgenaamd de ,,moestuin van Libanon”, leidt niet enkel onder directe bombardementen. Selim Wardy, een wijnboer uit de christelijke stad Zahleh, vreesde voor de oogst van dit jaar omdat hij geen plukkers kan vinden. ,,Ik heb de invasie van 1982 ook meegemaakt,” zei hij. ,,Maar de situatie vandaag is veel erger. De bommen die ze gebruiken zijn enorm!”
Nayif Kassatly, eigenaar van Kassatly, een bedrijf dat vruchtensappen en frisdranken produceert, was het helemaal met hem eens. Zijn bedrijf in Chtaura, in het centrum van de Bekaa Vallei werd tot nu toe niet geraakt, maar de oorlogssituatie staat het hem niet toe te werken.
,,Wij zijn volledig afgesloten van de buitenwereld”zei Kassatly. ,,Wij kunnen onze fabriek niet openen. Stel je voor dat ze ons bombarderen; er werken 300 mensen in de fabriek.”
Kassatly exporteert 70% van de productie naar Syrië, Saudi-Arabië en de Golf. Maar de weg naar Beiroet, de haven, en alle grensovergangen met Syrië zijn afgesloten. Bovendien beschouwen de Israëli’s alle vrachtwagens als een legitiem doelwit.
,,Nog erger is dat het land bijna geen olie meer heeft,” zei Kassatly, die ondertussen al een plan B heeft bedacht. “Wij kunnen niet nogmaals een crisis als deze riskeren,” zei hij. ,,Aangezien 70 % van onze productie naar het buitenland gaat, denken we eraan om wellicht de fabriek naar Syrië of Saudi-Arabië te verplaatsen.”