Aan de rand van een voetbalveld vers gestort beton prijkt een 13de-eeuws mameluke mausoleum. Voor de burgeroorlog bevond zich hier de bazaar van Beiroet. Even verderop liggen de resten van een Romeins badhuis onder een reeks nieuw opgetrokken zakenpanden en op de aangrenzende heuvel, waar ooit de tempel van Venus stond, is het gerestaureerde parlementsgebouw weer volop in gebruik. Nergens ter wereld liggen verleden en toekomst dichter bij elkaar dan in het hart van – eeuwig – Beiroet.

,,Bouwen en vooral groots bouwen is een teken van macht”, zo karakteriseert Hans Curvers, archeoloog verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, de reconstructie van Libanons hoofdstad. ,,In die zin is Hariri niet anders dan Herodes.”

Rafiq Hariri, Libanons voormalige minister-president en miljardair, is de belangrijkste aandeelhouder van het privé bedrijf Solidere dat Beiroet weer opbouwt. Onder Herodes de Grote (10 v.Chr.-44 n.Chr.) begon de bouw van Romeins Beiroet en verschenen onder andere tempels, badhuizen, aquaduct en hippodrome. `Berytus’ was Rome’s eerste kolonie in het Midden-Oosten en zowel toen als vandaag ligt het belang van de stad in de strategische verbinding met Damascus en het Arabische vasteland.

Dankzij de oorlog, Beiroets droom het Hongkong van het Midden-Oosten te worden en de vele drilboren die daarmee gepaard gingen, heeft Curvers sinds 1994 de kans het verleden van de stad te onderzoeken, vaak in het kielzog van de bulldozer. ,,Een ieder die tijdens de bouw op een archeologisch object stuit, is wettelijk verplicht de Libanese oudheidkundige dienst in te schakelen”, legt hij uit. ,,Het probleem is dat de tijd gedurende de oorlog 16 jaar stilstond en de oudheidkundige dienst ervaring en mankracht miste om snel een budget en een plan op te stellen; dat kon soms wel een jaar duren.”

De dienst kende meer problemen. Vorig jaar verdwenen directeur en drie medewerkers achter de tralies op grond van verduistering. Uit angst dat Beiroets verleden vernietigd zou worden riep UNESCO in 1993 buitenlandse hulp in en een jaar later gingen 14 teams aan de slag, waaronder dat van de UvA.

,,Aanvankelijk waren we hier met een groep van twaalf”, zegt Curvers, ,,maar een van de taken was het opleiden van Libanese studenten. Wordt er nu gegraven dan gebeurt dat met lokale mensen.” Sinds de politieke val van Hariri in 1998 stonden echter ook diens bouwwerkzaamheden en daarmee de opgravingen op een laag pitje. Vanuit archeologisch oogpunt hoopt een ieder dan ook op zijn herbenoeming in oktober.

,,Maar werk is er hoe dan ook genoeg hoor”, zegt Curvers bijna geruststellend. ,,De afgelopen jaren hebben we onder zo’n enorme druk gewerkt dat er vaak geen tijd was om alle vondsten te onderzoeken, laat staan te publiceren.” Hij is overigens niet alleen in Beiroet. De archeologe Barbara Stuart leeft en werkt al dertien jaar met hem samen en vorig jaar zijn ze getrouwd. Samen krijgen ze ook geregeld bezoek van geïnteresseerde archeologen uit de hele wereld; de een komt voor Ottomaanse pijpen, de ander voor Byzantijns aardewerk. ,,Er liggen hier genoeg scherven voor een mensenleven werk en 25 proefschriften”, aldus Curvers.

Sluipschuttersnest

`Kantoor Curvers’ bevindt zich niet ver van Beiroets hoogste punt, Bourj (toren) al Murr, een zo’n honderd meter hoog, betonnen geraamte dat tijdens de oorlog dienst deed als sluipschuttersnest. Het moet nu plaats gaan bieden aan het World Trade Center, althans dat roept een enorme, verscheurde affiche. In het kantoor, gevuld met boeken, computers en tientallen kratten met aardewerkresten, wonen ze ook.

,,Dat is gewoon makkelijker”, zegt Barbara, ,,anders zijn we zo een uur per dag kwijt aan reizen.” Behalve in Beiroet werken zij ook zes weken per jaar in Umm al Marra, een gat in het niemandsland ten oosten van Aleppo. In juni vonden zij daar een stenen tombe uit de vroege bronstijd met daarin de overblijfselen van een man en een vrouw omringd met voorwerpen en sieraden.

Het werk in enerzijds de grootschalige reconstructie van Beiroet en anderzijds de Syrische steppe illustreert Curvers’ stelling dat het beeld van de archeoloog druk in de weer met kwastje en zand niet langer representatief is. Een vergelijking trekkend met Nederlandse projecten als de spooraanleg voor TGV en Betuwelijn, zegt hij: ,,Je bent als archeoloog tegenwoordig veeleer een partner in een project. Je graaft niet alleen, je stelt ook een budget op dat al of niet geaccepteerd wordt, je beslist wat wel en niet bewaard wordt en hoe het bewaard kan worden. In die zin zou je wellicht moeten spreken van een oudheidkundig ingenieur.”

De verzakelijking van de samenleving gaat dus ook aan de archeoloog niet voorbij, maar het is duidelijk dat in dergelijke miljardenprojecten wetenschap en commercie wel eens willen botsen. In Beiroet bestond er aanvankelijk dan ook een groot wantrouwen jegens de oudheidkundige zendelingen.

,,Aannemer, architect, eigenaar en zelfs bouwvakkers in verband met hun bonus,” zegt Curvers, ,,hebben er alle belang bij dat een werk zo snel en goedkoop mogelijk uitgevoerd wordt. Staat daar telkens een mannetje langs de kant, die de zaak wat koloniaal stop legt omdat er wellicht iets van waarde ligt!

,,En vlak daarbij het ego van de archeoloog niet uit”, voegt hij er lachend aan toe. ,,Die is altijd op zoek naar het eerste, het grootste en het meest intacte, in de hoop dat zijn naam nog eens aan een straat of monument wordt verbonden.”

Door de tegengestelde belangen ging wel eens wat fout. De zwartste dag in Curvers’ dagboek is 19 oktober 1995. ,,Ik gaf toestemming een meter grond met de bulldozer af te graven”, zegt hij, ,,en richtte me vervolgens op een collega. Toen ik later terugkwam had men vier meter afgegraven en 60 vierkante meter mozaïek.”

Ook werd ‘s nachts de bulldozer wel eens ingezet, al was dat volgens Curvers niet de gewoonte. ,,Slechts op 10% van de in het Betuwe-project als `archeologisch waardevol’ aangewezen plaatsen wordt uiteindelijk gegraven”, zegt Curvers. ,,In Beiroet is dat zeker 90%.”

Ten slotte is er de kritiek van collega’s. Curvers zou te makkelijk, te snel, te onzorgvuldig tot afgraven hebben besloten. Zo is in het onderzoek van Beiroet vrij weinig aandacht besteed aan bijvoorbeeld het middeleeuwse en Ottomaanse verleden, maar is meteen doorgestoten naar oudere tijdslagen. ,,Een gemiste kans”, zo kwalificeren sommigen archeologen de opgravingen in Beiroet zelfs.

Troffel en schop

,,Ach, over de te hanteren methode kunnen we twee jaar debatteren”, pareert Curvers gelaten. ,,Men zegt wel dat de Engelse school met de troffel werkt en zich richt op het huis, terwijl de Nederlandse school de schop hanteert en zich richt op de nederzetting. Feit is dat er vaak gewoon geen tijd is voor methodologische discussies en om iets te redden moet je dus wel eens water bij de wijn doen.”

Een pragmatische houding dus – hoe anders te overleven in de heksenketel Beiroet, waar nauwelijks een scheiding bestaat tussen staat en bedrijfsleven en waar het adagium `voor wat, hoort wat’ tot kunst verheven is. Wat de kritiek ook moge zijn, feit is dat de stad na zes jaar graven en bouwen weer opbloeit.

,,De charme van Beiroet is haar veelzijdigheid”, zegt Curvers, ,,zowel nu als in het verleden. Het cliché over Beiroet als `het kruispunt tussen oost en west’ klopt wat dat betreft wel. Beiroet is van alles wat.” Een wandeling van zijn werkhuis voert ons langs de verlaten joodse synagoge naar het park rondom de Romeinse baden, weg van de vaart van alledag. Vervolgens gaat het langs strakke, moderne architectuur naar de statige klokketoren op Place d’Etoiles en de prachtig gerestaureerde, okergele herenhuizen uit de vorige eeuw. Er woont nog niemand, maar de eerste cafés en antiekwinkels hebben hun deuren alweer geopend.

Zoals Curvers nu onderzoek doet in Beiroet, zo deed de Franse archeoloog Jean Lauffray dat tijdens de stadsuitbreidingen in de jaren ’30 en ’40. De kaart die hij van Romeins Beiroet tekende dient tot op de dag van vandaag als richtingaanwijzer. ,,De klassieke archeoloog schrijft als het ware een biografie van het verleden”, zegt Curvers, ,,die per definitie nooit afraakt, want er wordt altijd weer iets gevonden waaruit blijkt dat het toch anders zat.”

Zo werd ook Lauffray’s kaart inmiddels aangepast. Het Romeinse stadscentrum, lag zo’n beetje onder het huidige Place d’Etoiles, wat zuidelijker dan de Fransman dacht. De Cado Maximus, de noord-zuid verbinding, maakt heel on-Romeins een knik vlak voor de kruising met de van west naar oost gelegen Deca Manu. ,,Verder zou tussen de Basilique Civic (een soort gemeentehuis) en het badhuis een weg moeten liggen”, aldus Curvers. ,,Maar in plaats daarvan vonden we een marmeren vloer, hetgeen erop duidt dat het badhuis veel groter was, zo’n 200 meter lang, 100 meter breed en dat de Basilique ergens anders moet liggen. Ook bleef het badhuis tot de 9de eeuw in gebruik, wat een heel ander licht werpt op de aardbeving van 551 na Christus. Blijkbaar herstelde het leven zich vrij snel.”

Bronnen uit die tijd maken duidelijk dat de beving een geweldige ramp geweest moet zijn, die niet slechts Beiroet trof, maar de hele Libanese kust. ,,Er was schade in Tyre, Sidon, Beiroet, Byblos, Batroun en Tripoli”, zo schreef John Malalas van Antiochië (491-578). ,,Ten tijde van de aardbeving trok de zee een kilometer weg van de kust en vele schepen gingen verloren. Maar even later als op Goddelijk bevel was ze weer in de haar gepaste positie hersteld.” Een zekere Antonius van Placentia schreef dat alleen al in Beiroet 30.000 mensen om het leven kwamen.

Nu gaat de geschiedenis van Beiroet verder terug dan slechts de Romeinse gloriejaren. Het woord Beiroet stamt af van het semitische Burtu, hetgeen bron betekent. Dankzij de aanwezigheid van zoet water, de zee, een natuurlijke haven en het vruchtbare, bergachtige achterland is de stad sinds de oudste oudheid een uiterst aantrekkelijke locatie. Enkele vuistbijlen en speerpunten stammen van maar liefst van 60.000 tot 100.000 voor Christus.

Maar juist omdat de stad voortdurend bewoond is gebleven, zijn in tegenstelling tot in Byblos, Tyre en Baalbek nauwelijks monumentale vondsten gedaan en is van de pre-Romeinse tijd vrij weinig terug gevonden. ,,De belangrijkste oudere vondsten zijn de stadspoort, een kindergraf met goud, en het Myceens aardewerk afkomstig uit de periode 1500 tot 1200 voor Christus, wat erop duidt dat de stad ook toen een zekere zelfstandigheid kende en meedeed aan het regionale macht- en handelspel.”

In de stad waar ooit Phoeniciërs hun haven bouwden, Romeinen hun baden, waar Byzantijnse kerken en Ottomaanse moskeeën verrezen, daar timmeren nu de Libanezen onder leiding van Hariri aan een nieuwe toekomst en puzzelt Hans Curvers met de scherven van een antieke stad. De meest intacte mozaïeken, beelden, sieraden en – heel exotisch – 76 olielampjes met erotische afbeeldingen liggen inmiddels in het museum. Overblijfselen van onder andere de Romeinse baden, de Phoenicische en Griekse stadswal en de middeleeuwse vesting zijn in het stadsbeeld verwerkt, maar de overgrote rest van het verleden ligt weer bedolven onder een dikke laag zand en steen.

,,Zoals de mens zich bewuster is geworden van zijn natuurlijke omgeving”, besluit Curvers, ,,zo beseft hij steeds meer deel uit te maken van een culturele omgeving. Je kunt niet alles bewaren, maar in Beiroet is men het er inmiddels wel over eens dat de archeologie de stad een meerwaarde heeft gegeven.’

NRC HANDELSBLAD
20 oktober, 2000