Bedoeïenen zijn er tegenwoordig nauwelijks nog in Baälbek, de stad die ooit werd gesticht door de Feniciërs ter ere van hun god Baäl. De laatst overgebleven nomaden wonen in grauwe, bruine tenten langs de weg en werken nu als landarbeiders. De Turkse soldaten hebben plaatsgemaakt voor Syrische en Libanese militairen en de ingang van de stad wordt gevormd door een kleurrijke Hezbollah-triomfboog. De Romeinse tempels zijn echter nog altijd even indrukwekkend. De zes karakteristieke zuilen van de tempel van Jupiter torenen hoog boven Baälbeks dagelijks leven uit en de nog vrijwel intacte tempel van Bacchus verraadt meer artistiek vernuft dan enig ander gebouw in de armzalig aandoende stad. Ook Wilhelm II, zo leert ons zijn dagboek over zijn reis naar het Midden-Oosten, was zeer onder de indruk van de gigantische bouwwerken.

De Romeinse tempels van Baälbek werden vanaf 63 voor Christus in ruim twee eeuwen gebouwd door naar schatting 25.000 slaven, die er dagelijks aan werkten. De tempel van Jupiter bestond oorspronkelijk uit 54 zuilen van 21 meter hoog, 2,5 meter dik en had een oppervlakte van 250 bij 150 meter. De grootste gebruikte stenen zijn 20 meter lang en wegen zo’n 1.000 ton. Hoewel de Duitse keizer slechts één dag in Baälbek bleef, had zijn bezoek een blijvende invloed. De archeologen wie hij het beval gaf onmiddellijk naar Libanon af te reizen, waren in Baälbek actief tussen 27 december 1898 en 29 juni 1905. Zij werden grotendeels door Wilhelm zelf betaald en bepaalden in hoge mate het huidige aangezicht van de tempels.

Wilhelms bijnaam was ‘de reiskeizer’, omdat hij gedurende zijn veertigjarig bewind zes tot acht maanden per jaar weg was uit zijn paleis in Potsdam. “Door zijn reizen in Duitsland kon hij zich presenteren aan zijn onderdanen,” zegt historicus Dr. Thomas Scheffler, verbonden aan het Duits Oriëntaals Instituut, dat huist in een van de laatste negentiende-eeuwse villa’s in hartje Beiroet. “Reizen naar het buitenland, vooral naar exotische, historische oorden, plaatsten hem boven de alledaagsheid van het bestaan, omgaven hem met een aura van avontuur en bevestigden zo zijn uitzonderlijke status als keizer.” Wilhelm was vooral geïnteresseerd in geschiedenis. Van 1911 tot 1914 deed hij zelf opgravingen op het Griekse eiland Korfoe.

“Wilhelm was een uitzonderlijk heerser,” aldus Scheffler, “omdat hij politieke claims grotendeels baseerde op historische argumenten.” De dieperliggende reden voor Wilhelms bezoek aan Baälbek lag in het explosieve politieke klimaat in het toenmalige Duitsland. Nadat het eerste keizerrijk in 1806 door Napoleon ten val was gebracht, betekende de Vrede van Versailles in 1871 het begin van het tweede Duitse keizerrijk. In 1888 besteeg Wilhelm II op 29-jarige leeftijd de troon, maar zijn positie was allesbehalve stabiel. “Na eeuwen van Oostenrijkse, zuidelijke, katholieke overheersing,” zegt Scheffler, “was dit het eerste protestantse rijk, met het zwaartepunt in het noorden van het land, dat zijn legitimiteit nog maar moest bewijzen.”

De nieuwkomer besloot een verbond aan te gaan met het Ottomaanse Rijk, toen Europa’s zieke oude man. Daarmee stelde hij zich tegenover Engeland, Frankrijk en Rusland, die klaar stonden om dat rijk onder elkaar te verdelen. “De Duitse aristocratie had hem nodig om zich naar buiten toe te verenigen,” vervolgt Schefflerj, “maar wilde in het binnenland geen enkele macht afstaan. Dat maakte van de keizer niet meer dan het gezicht van het feodale systeem dat zo werd gehaat door volk en middenstand.”

Terwijl overal in Europa de roep om democratie luider werd, hield Wilhelm vast aan de klassieke theorie dat de keizer aangesteld was door God en slechts hem verantwoording schuldig was. “De keizer was erg geïnteresseerd in de relatie tussen religie en politiek,” zegt Scheffler, “en vooral in de vele vormen van ‘gewijd koningschap’ en de kosmische symboliek die daarmee samenhing. Zo verscheen hij nooit voor het volk bij slecht weer. In het Duits spreken we nog altijd van ‘Kaiserwetter’ om een heldere, zonnige dag aan te duiden.” Door naar Baälbek te gaan, trad Wilhelm in het voetspoor van de goddelijke Romeinse keizers, de bouwers van Heliopolis, stad van de Zon en Jupiter, God der Goden. Om deze heuglijke gebeurtenis te vereeuwigen, besloot hij een marmeren gedenksteen te laten aanbrengen in de nog intacte tempel van Jupiter. Later zijn de archeologen erachter gekomen dat de plaat in werkelijkheid in de tempel van Bacchus, god van roes en plezier, was opgehangen.

Na de Eerste Wereldoorlog werd Wilhelm gedwongen af te treden. In 1941 overleed hij. “Tijdens zijn bewind werd de keizer een dromer genoemd. Na 1918 werd er weinig vleiend gezegd dat Bismarck het keizerrijk won en Wilhelm het weer verloor. Nu, honderd jaar na zijn bezoek aan Baälbek en tachtig jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog, kunnen we hem met wat meer rechtvaardigheid en ironie beoordelen. Sommige politicologen roemen de moderne manier waarop hij zich met fotografen en kranten aan het publiek verkocht. Ik denk dat hij op zijn minst iets goeds heeft achtergelaten in Baälbek,” zegt Scheffler.

Het team van Duitse archeologen restaureerde de trap van de hoofdingang en de ingang van de tempel van Bacchus. In de middeleeuwen maakten de tempels deel uit van een Arabisch fort dat het hele complex omsloot. De hoofdtrap was opgenomen in de omvangrijke verdedigingswerken. De ingang van de tempel van Bacchus was aan het eind van de vorige eeuw zo goed als compleet dichtgemetseld, omdat de middelste steen naar beneden dreigde te vallen ten gevolge van een aardbeving. De zes zuilen van de tempel van Jupiter werden in de jaren dertig door een Frans team gerestaureerd.

Ter gelegenheid van het honderdjarig jubileum van het bezoek van de Duitse keizer en de opgravingen werd vorige maand een museum geopend in de catacomben onder het centrale plein. Het museum, voornamelijk gefinancierd door de Duitse archeologische dienst, geeft uitleg over de betekenis en bouw van de tempels en stelt enkele van de oudheidkundige schatten die in de regio zijn gevonden tentoon. De enigen die waarschijnlijk niet zo in hun sas zijn met dit laatste Duitse initiatief zijn de tientallen straatventers die buiten de tempels hun vergeelde toeristengidsjes uit de jaren vijftig aan de man proberen te brengen.

DE MORGEN
26 december, 1998