Ayodhya ligt slechts 150 kilometer ten noorden van Varanassi, maar met de lokale stoptrein ben je toch al snel een dag onderweg. Wellicht is dat de reden dat de geboorteplaats van Rama nauwelijks westerse toeristen trekt.Wel arriveren er elke dag bussen vol Indiase pelgrims voor een bezoek aan Ayodhya’s tempels. Keus zat. Er zijn grote tempels, kleine tempels, rijke tempels, arme tempels, voorname, vergeten en vervallen tempels, voormalige tempels en tempels in aanbouw.
In zekere zin is elk huis een tempel, want elk huis heeft een altaar. Het merendeel is gewijd aan de hoofdpersonages uit de Ramayana, een episch heldendicht dat verhaalt hoe kroonprins Rama ten onrechte uit het koninkrijk Kosala wordt verbannen en hoe zijn geliefde Sita wordt ontvoerd door de demon Ravanna, koning van Lanka. Met zijn broer Lakshmana reist Rama zuidwaarts om uiteindelijk met hulp van de apengod Hanuman Sita te redden. Eenmaal terug in de hoofdstad Ayodhya wordt Rama tot koning gekroond en breekt een gouden tijdperk van vrede, voorspoed en rechtvaardigheid aan.
Ayodhya was ooit de trots ommuurde hoofdstad van Kosala. Vandaag de dag is het een wat provinciaals stadje met vijftigduizend inwoners, onder wie duizenden in oranje gestoken monniken en even zovele apen, die hier dankzij Hanuman min of meer vrij spel hebben. Verder is Ayodhya streng vegetarisch, want dat was Rama ook, en er is geen druppel alcohol te krijgen. Om een uur of tien ’s avonds is het er doodstil. De meeste pelgrims zijn dan al lang vertrokken. Er zijn immers maar twee hotels in Ayodhya.
Het is moeilijk voor te stellen dat dit even heilige als slaperige stadje India op 6 december 1992 op zijn grondvesten deed schudden. Die dag arriveerden van heinde en verre zo’n 150.000 fanatieke hindoes. Zij kwamen niet voor Ayodhya’s tempels, maar voor de oude Babri-moskee, die in het begin van de zestiende eeuw werd gebouwd door India’s eerste Mogol-keizer Babur.
Volgens India’s hindoe-nationalisten stond de moskee op Ram Janabhoomi, de exacte geboorteplek van Rama, en werd voor de bouw ervan een tempel afgebroken. Eenduidig bewijs voor het laatste, laat staan voor het eerste, is er nauwelijks. Maar dat mocht de pret niet drukken. Met hamers en beitels ging de menigte de moskee te lijf en maakte die binnen een dag met de grond gelijk. Meteen braken in heel India rellen uit waarbij zo’n tweeduizend doden vielen.
Een bezoek aan het huidige Ram Janabhoomi is een heel ritueel. Het begint met een metaaldetector meteen gevolgd door een handmatige fouillering. Camera, telefoon, pen en papier mogen niet naar binnen. Die kunnen in bewaring worden gegeven bij de zwaaiende jongeman op de hoek, die tevens de benodigde bloemen en snoepgoed voor de goden verkoopt.
Mijn paspoort blijft tijdelijk achter bij de militaire inlichtingenman in burger, wiens collega mij verder zal begeleiden. In wat ooit de ingang van de moskee was, volgt nog een metaaldetector en nog een handmatige fouillering. Vervolgens stappen we in een soort ijzeren kooi die ons als een slang door een landschap van zandzakken, prikkeldraad en wachttorens zal leiden. De kooi wordt bemand door honderden soldaten, waaronder een vrouwelijk peloton in blauwe uniformen. Het geheel houdt het midden tussen een concentratiekamp en een dierentuin, waarbij het niet helemaal duidelijk is wie naar wie kijkt, omdat iedereen achter tralies zit. Van de moskee geen spoor.
‘Ayodhya is politiek gezien een van de meest gevoelige plekken in Zuidoost-Azië’, zegt mijn begeleider met enige trots. ‘Er is voortdurend de dreiging van een terroristische aanslag.’ Ook dat is moeilijk voorstelbaar op een dag als deze, waarop ik een van de weinige bezoekers ben. Al is het niet helemaal onwaar. Op 5 juli 2005 bestormden vijf leden van de extremistische Pakistaanse organisatie Lashkar-e-Taiba het complex. Vanzelfsprekend hadden ze geen schijn van kans: een symbolische zelfmoord op een plek die stijf staat van de symboliek.
Na een slalom van een minuut of tien bereiken we Ram Janabhoomi’s heilige der heiligen. Een wat teleurstellende ervaring na alle spanning onderweg, want de zilveren afbeelding van Ram Lalla – Rama als kind – staat nauwelijks zichtbaar onder een wit tentje zo’n tien meter achter het hek.
Volgens India’s hindoe-nationalisten verscheen het icoon op 23 december 1949 op miraculeuze wijze in wat toen nog de Babri-moskee was. Het politierapport is wat minder mysterieus. Volgens dienstdoend agent Pandit Ramdeo Dubey verscheen er die ochtend een groep van zestig man onder leiding van de monnik Abhiram Das die de sloten van de moskee openbrak en het icoon onder de hoogste koepel plaatste.
Ram Lalla heeft gezelschap van een verveeld ogende monnik van een jaar of dertig. Ik reik hem de bloemen en pindaballetjes die ik bij binnenkomst heb gekocht. Hij besprenkelt mijn handen met wat water, geeft me een bindivoor op mijn voorhoofd en wijst op het verfblik naast hem. ‘Donations’ staat erop in knalrode letters.
Op het moment dat ik een tien-roepiebiljet in het blik schuif, kraait een pelgrim ergens achter me ‘Sri Ram, Sri Ram’, wat door een tiental onzichtbare kelen wordt herhaald en als een echo over het terrein rolt. Een spiritueel mini-momentje in dit absurde theater van militair machismo.
‘Eerst dacht ik dat de sloop van de moskee een goede zaak was’, zegt Chandan Prasad, een goedlachse twintiger met knaloranje henna in zijn haar. ‘Maar nu ben ik er niet zo zeker van. Heb je gezien hoe Onze Heer zit weggestopt onder een tent? En al die militairen. Het is een schande. Een tempel behoort voor iedereen toegankelijk te zijn.’
Chandan komt oorspronkelijk uit Ayodhya, maar geeft tegenwoordig Engelse les in het 135 kilometer verderop gelegen Lucknow. Hij is terug in Ayodhya om zijn New Krishna English Motivator te promoten. Het is een verzameling citaten waarmee leerlingen hun Engels kunnen opkrikken. Hij heeft er een jaar lang dagelijks vijf uur aan gewerkt. Het kost 25 roepies, zo’n 25 cent.
Ik ontmoet hem op de zwart-wit geblokte binnenplaats van de Kavan-tempel. Volgens Chandan was dit het paleis waar Rama speelde als kind. Het is een van Ayodhya’s populairste tempels. Buiten staan Rama’s voetstappen onder een wit paviljoen. Binnen zit een dertigtal mensen in kleermakerszit voor een paar gesloten gordijnen.
‘Rama en Sita slapen nog’, fluistert Chandan. ‘Maar ze worden zo wakker.’ En inderdaad. Even later opent een priester de gordijnen. Rama en Sita verschijnen in de vorm van twee rijkelijk geklede poppen in een zee van verse bloemen. Het publiek klapt en dringt naar voren. Het is een vertederend tafereel. Wat naïef ook. Maar voor hindoe-gelovigen bestaat er geen verschil tussen een gewijde beeltenis van God en God zelf. Oog in oog met de beeltenis staan zij heel even in het aangezicht Gods.
‘Ayodhya is een arme stad’, zegt Chandan voordat we afscheid nemen. ‘Alleen de priesters zijn rijk. Ik gaf hier acht jaar Engelse les en ik was erg populair. Maar er is in Ayodhya geen ruimte voor vooruitgang. Daarom ben ik naar Lucknow gegaan.’
De Ramayana werd rond 500 voor Christus geschreven door de heilige Valmiki, al bestond het verhaal waarschijnlijk al veel langer in orale vorm. En het is nog altijd mateloos populair. Er is de Ramayana in stripvorm voor kinderen, in nieuwe literaire interpretaties voor volwassenen en als televisieserie voor de hele familie. In de bazaar van Ayodhya verkoopt kraam na kraam de Ramayana in alle soorten en maten. Ook de afbraakceremonie van de Babri-moskee is overal op dvd verkrijgbaar.
Bij een theestalletje raak ik aan de praat met de 27-jarige Raja Mishra. Hij is eigenlijk ingenieur, maar werkt al jaren bij een lokale bank. Waarom zijn er zoveel soldaten in Ayodhya? vraag ik hem. ‘Om ons te beschermen tegen terrorisme, sir’, zegt hij. ‘Islamitisch terrorisme is een wereldwijd fenomeen. Elke dag vinden er aanslagen plaats. India is geen uitzondering.’
‘Dus de moskee werd verwoest door moslims?’ vraag ik.
Nee, dat waren hindoes, sir’, zegt hij.
‘Hindoe-terroristen?’ vraag ik.
‘Nee sir, het was gewoon een geval van massahysterie. Persoonlijk had ik de rechter laten beslissen, maar dat duurt een eeuwigheid in India. En we hebben het uiteindelijk wel over de geboorteplek van Rama.’
Dat een rechtszaak in India een eeuwigheid kan duren klopt. In 2010 oordeelde de rechtbank van Allahabad dat Ram Janabhoomi inderdaad de geboorteplek van Rama was en dat twee derde van de grond bestemd was voor hindoes en een derde voor moslims. De zaak ligt nu bij de Hoge Raad die onder andere moet beslissen of er een nieuwe Ram-tempel op Ram Janabhoomi gebouwd mag worden.
Dat de Babri-moskee in een opwelling van volkswoede zou zijn verwoest is een illusie die India’s hindoe-nationalisten wat graag in stand houden. In werkelijkheid werd het religieus geweld georkestreerd door de Bharatiya Janata Partij (BJP), de politieke tak van de in 1925 opgerichte Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS). De RSS staat voor ‘nationale vrijwilligersorganisatie’. Dat klinkt vrij onschuldig, maar de RSS streeft de hindoeïsering van seculier India na. Volgens de RSS is India Hindoestan, het eeuwige en natuurlijke thuisland der hindoes, een problematische definitie voor de tweehonderd miljoen moslims en christenen die in het land leven.
‘Er bestaat mijns inziens geen enkele twijfel over dat het uiteindelijke doel van de RSS, zoals gedefinieerd door hun belangrijkste ideologen Savarkar en Golwalkar, het creëren van een hindoestaat is’, zegt historicus Romila Thapar tijdens een interview in Delhi. ‘De hindoe-rashtra (natie) moet de tegenhanger worden van moslim-Pakistan.’
De RSS bestaat uit tientallen hindoe-organisaties, waaronder een paramilitaire tak en de in 1980 opgerichte BJP. Bij de parlementaire verkiezingen twee jaar later won de partij slechts twee zetels. Reden om onder leiding van Lal Krishna Advani een hardere koers te gaan varen met als speerpunt de Babri-moskee. En dat niet slechts retorisch.
Om zijn woorden kracht bij te zetten klom Advani in 1990 op een witte Toyota pick-uptruck die met wat knullig karton op een strijdwagen uit de gloriejaren van de Ramayana moest lijken. Daarmee reed hij tienduizend kilometer door Noord-India met de roep de schande van Ayodhya ongedaan te maken. Dat jaar bereikte Advani zijn eindbestemming niet, omdat de gouverneur van de deelstaat Bihar dreigde hem in de gevangenis te smijten als hij het waagde de grens over te steken. Twee jaar later besteeg Advani opnieuw zijn strijdwagen en deze keer bereikte hij Ayodhya wel, met in zijn kielzog een leger gelovigen.
Politiek gezien was de campagne een enorm succes. Het aantal BJP-zetels steeg van twee in 1982 tot 120 in 1991 en 182 in 1999. In de beginjaren van deze eeuw stagneerde de groei. In 2013 besloot de RSS dat het tijd was voor vers bloed: Advani moest plaatsmaken voor Narendra Modi, de huidige premier van India.
Modi, de zoon van een eenvoudige theeverkoper, genoot zijn opleiding aan een van de duizenden RSS-scholen die India rijk is. Hoewel hij verschillende keren op Advani’s strijdwagen plaatsnam, speelde hij geen rol van betekenis bij de afbraak van de Babri-moskee. Dat zou hij tien jaar later wel doen, tijdens de religieuze rellen in Gujarat. Als Chief Minister van de westelijke deelstaat kneep hij een oogje dicht terwijl hindoe-extremisten in drie dagen meer dan duizend moslims afslachtten.
Onder Modi’s neoliberale bewind maakte Gujarat vervolgens naam als het ‘economische wonder’ van India. In 2013 kreeg hij de leiding van de BJP en tijdens de verkiezingen een jaar later behaalde hij de absolute meerderheid in het Indiase parlement. Inmiddels controleert de BJP ook achttien van de dertig Indiase deelstaten.
Laat er ondanks de nadruk op economische voorspoed geen misverstand over bestaan dat Modi een overtuigd hindoe-nationalist is, net als de meeste van zijn bewindvoerders. Hindoe-extremisten in het hele land voelen zich door hem gesteund. In de laatste vier jaar werden vier intellectuelen met kritiek op het hindoe-erfgoed vermoord. Van de daders ontbrak steeds ieder spoor, terwijl Modi vooral uitblonk in stilte.
In hun boek Ayodhya: The Dark Night schetsen Krishna Jha en Dhirenda K. Jha hoe een mix van lokale en landelijke belangen Abhiram Das ertoe bewoog om op 23 december 1949 de sloten van de Babri-moskee open te breken om het icoon van Ram Lalla te plaatsen. Abhiram Das was een monnik in Hanumangarti, het op een heuvel gelegen tempelcomplex ter ere van Hanuman in het hart van Ayodhya. Met haar hoge rode muren en (nep)kanonnen rondom heeft Hanumangarti alles weg van een fort.
Het is er altijd een komen en gaan van pelgrims. Hanumangarti is dan ook een rijke tempel. En het is meer dan een tempel. Het is ook het hoofdkwartier van de ongeveer vijfhonderd monniken van de militante Nirvani Akhara-orde. Zij mediteren niet alleen, maar worstelen ook.
Abhiram Das stond indertijd bekend als de sterke man van Ayodhya. Zijn voornaamste beweegreden was het feit dat de Nirmohi Akhara, een rivaliserende monnikenorde, pal naast de Babri-moskee een populaire tempel ter ere van Rama had. Met de ‘mysterieuze verschijning van Ram Lalla’ in de moskee hoopte Das de inkomstenstroom richting ‘zijn’ Nirvani Akhara te verleggen. Om die reden werd het incident lang afgedaan als een lokaal conflict. Maar volgens Jha en Jha wisten de leiders van de RSS en een zusterorganisatie als de Hindoe Mahasabha van begin af aan wat er speelde. Zij hadden hun eigen agenda.
Op 30 januari 1948 werd Mahatma Gandhi vermoord. De dader, Nathuram Godse, en zijn handlangers waren allen lid van de RSS. De Indiase autoriteiten indertijd waren ervan overtuigd dat Godse in opdracht handelde. Duizenden RSS– en Mahasabha-leden, waaronder de voltallige leiding, belandden in de gevangenis, maar uiteindelijk kon een verband niet worden bewezen.
Als gevolg van de moord op Gandhi daalde de populariteit van de hindoe-nationalisten tot het absolute nulpunt. In een poging de liefde van het volk terug te winnen, stemde de RSS op 14 augustus 1949 voor een resolutie die opriep tot het herstel van het hindoe-erfgoed in steden als Varanassi, Mathura en Ayodhya. En worstelmonnik Abhiram Das? Ook hij was lid van de RSS.
‘De verwoesting van de moskee was een anarchistische daad’, zegt de priester Jirishpati Tripathi. ‘In elke beschaafde samenleving zijn er wegen om je doelen te bereiken. Het opstoken van een mensenmassa om een vijfhonderd jaar oud gebouw te slopen hoort daar niet bij.’
Tripathi zit op een kussen met een witte deken over zijn benen. Boven hem hangen de portretten van zijn vader en grootvader. Ook zij waren priester. Zijn vrouw serveert thee. Zijn dochter speelt op de computer. Vanuit de aangrenzende kamer in zijn mini-tempel-aan-huis klinkt gezang. ‘Mijn studenten’, zegt Tripathi. ‘Zij leren Sanskriet.’
‘De hindoe-nationalisten van de BJP en de RSS hebben de religie verbasterd’, vervolgt hij. ‘Zij spreken de taal van haat en segregatie, terwijl de Ramayana juist gaat over liefde en toewijding.’ Volgens Tripathi is de voornaamste reden voor de populariteit van de BJP dat veel Indiërs geloven dat de opdeling van Brits-India in Pakistan en India de schuld was van Gandhi en de moslims. Vooral jonge mensen zien Gandhi als een lafaard. Hij had had moeten vechten om de opdeling te voorkomen.
‘De enige manier om tegenwicht te bieden aan de RSS en soortgelijke organisaties is Gandhi’, zegt Tripathi. ‘Wetenschappers en historici als Romila Thapar doen goed werk, maar zij spreken de taal van het volk niet. Gandhi deed dat wel, en hij begreep hoe belangrijk de rol van liefde en toewijding nog altijd is in de Indiase samenleving.’
Zijn woorden worden kracht bijgezet door de gelovigen die met enige regelmaat binnen komen. Zij raken even Tripathi’s knie of voet aan als teken van eerbied, en geven hem wat geld, dat hij subtiel onder de witte deken schuift. Hij biedt hun een kop thee, een appel en wat goede raad.
Een paar honderd meter verderop staat het andere India in brokstukken klaar om als een puzzel in elkaar te worden gezet. Het is de droom van de BJP: de nieuwe Ram-tempel die in plaats van de Babri-moskee op Ram Janabhoomi moet verschijnen. Als de Hoge Raad het toestaat, wordt het de grootste tempel van heel India.
DE GROENE AMSTERDAMMER
7 maart 2018
Tekst/ Beeld Peter Speetjens