Tussen de huizen manoeuvreert een pick-up truck met luchtafweergeschut, een man met een kalasjnikov kijkt uit over een enorme brand en in het wegdek gaapt een enorme krater voor een uitgebrande vrachtwagen.

Dit zijn foto’s die moesten bewijzen dat Hezbollah vanuit dicht bevolkte woonwijken opereert. Ze werden voor het eerst op 30 juli afgedrukt in de Australische krant, the Sunday Herald Sun, een van de vele in Rupert Murdochs mediarijk.

Volgens de begeleidende tekst van Chris Link (wiens naam bij zoeken op het internet slechts dit ene artikel oplevert) werden de foto’s door een journalist van ’achter de frontlinies’ naar Australië gesmokkeld. Ook citeert Link een anonieme man die stelt dat Hezbollah vanuit het dorp Wadi Sjahroer raketten afvuurde, waarna de Israëlische luchtmacht het bombardeerde. Tekst en foto’s reisden via media en ontelbare blogs de wereld rond.

Taxichauffeur Elie Feghali woont in Wadi Sjahroer, een christelijk dorpje van zo’n duizend zielen in de groene heuvels ten oosten van Beiroet. Hij had geen idee dat zijn woonplaats zo in de internationale schijnwerpers stond. Hij is zeker geen fan van Hezbollah, die hij verantwoordelijk houdt voor de oorlog, en is verbaasd te horen dat de ’Partij van God’ in zijn dorp zou opereren.

„Er zijn geen moslims in Wadi Sjahroer, laat staan Hezbollah”, zegt hij. Hij tuurt lang en aandachtig naar de foto van het luchtafweergeschut en de omringende gebouwen, maar herkent het plaatje niet. „Die mannen kunnen best van Hezbollah zijn, maar dit is niet Wadi Sjahroer. Wij hebben dat soort huizen hier niet. Het oogt te armoedig.”

De foto’s tonen inderdaad lage betonnen flats, terwijl het vrij rijke Wadi Sjahroer een dorp van vooral villa’s en tuinen is. De foto van de krater en de uitgebrande vrachtwagen herkent Feghali wel. Volgens het hoofdredactioneel commentaar van de conservatieve Amerikaanse krant The Washington Times van 31 juli met de titel ’menselijke schilden’ is de krater al wat rest van een Hezbollah-raketlanceerinstallatie.

„Dat klopt niet”, zei Feghali. „Er wonen nogal wat chauffeurs in Wadi Sjahroer. Omdat het in de haven van Beiroet te gevaarlijk is, parkeerden ze hun trucks net buiten het dorp. Maar eind juli verscheen de Israëlische luchtmacht en bombardeerde die vrachtwagens. Twee voorbijgangers werden gedood. Toen enkele mensen gingen kijken bombardeerden de vliegtuigen opnieuw. Acht mensen raakten gewond.” Zo’n tweehonderd meter buiten het dorp staan de zwartgeblakerde opleggers aan de voet van een beboste heuvel.

De plaatselijk apotheker moet lachen als ze hoort dat Wadi Sjahroer wereldberoemd is vanwege foto’s van Hezbollah. Ze bevestigt Feghali’s verhaal van het bombardement op de vrachtwagens. „Ik heb hier nog nooit Hezbollah gezien of gehoord”, zegt ze. „Maar hoe kan dat ook? Wadi Sjahroer is veel te ver van Israël verwijderd om katjoesja-raketten af te vuren.”

De Australische scoop lijkt allesbehalve een primeur, en dus blijft de vraag: gebruikt Hezbollah Libanese burgers en steden als menselijk schild? De berichten zijn nogal tegenstrijdig. Het Israëlische leger toont onduidelijke filmpjes van precisiebombardementen. Hezbollah toont beelden van een perfect gecamoufleerde jeep die uit een berg rijdt, raketten afvuurt, en zich vervolgens bliksemsnel elders in de berg verbergt. Maar in beide gevallen gaat het om enkele momentopnamen gedurende bijna een maand van oorlogvoeren.

De meeste vluchtelingen uit het zuiden ontkennen hardnekkig dat Hezbollah vanuit dorpen opereert. Neem Abbas Ajoeb. Hij vluchtte een week geleden uit Salaa, een dorpje diep in Zuid-Libanon. De veertiger kon bijna drie weken zijn huis niet uit en overleefde de laatste bombardementen ternauwernood. Zoals honderdduizenden vluchtelingen, verblijft hij nu in een school in Beiroet. „Ik heb nog nooit Hezbollah-strijders in Salaa gezien”, zei hij. „Ze zijn onzichtbaar. Ik heb ze alleen een keer gehoord, toen iemand met een megafoon riep dat er eten was.”

Ali, een student in Beiroet die zijn achternaam niet genoemd wil zien, heeft een neef die in het zuiden vecht. „Wij wisten dat hij lid was van Hezbollah”, zegt hij met glas bier in de hand. „Hij is, anders dan ik, zeer vroom. Wij vermoedden al dat hij naar het zuiden was gestuurd, toen hij zijn mobiele telefoon niet meer beantwoordde. Enkele dagen geleden hoorden we dat er in ons dorp gevochten was, en dat er gewonden zijn. Maar ik weet niet hoe hij eraan toe is.”

Het probleem met Hezbollah is, dat het uit angst voor verklikkers al jaren in het grootste geheim opereert. Vaak weet zelfs de politieke arm het fijne niet van de militaire tak.

Volgens Ali zijn Hezbollah-strijders verdeeld in twee groepen. De eerste groep bestaat uit enkele duizenden ervaren strijders die jarenlang tegen de Israëlische bezetting vochten. Zij dragen veelal gevechtskleding. De tweede grotere groep, waartoe zijn neef behoort, bestaat veelal uit twintigers en dertigers, die in reguliere kleding en met lichte wapens als kalasjnikovs en anti-tankraketten in hun woonplaats zijn gestationeerd, waar zij het terrein door en door kennen.

Nicholas Blanford, correspondent van The Sunday Times, volgt Hezbollah al tien jaar en bevestigt Ali’s relaas. „De harde kern van Hezbollah-strijders zit goed bewapend in ’de bush’, in de valleien en bergen van Zuid-Libanon. Ze hebben hun wapens en ammunitie verborgen in grotten, bunkers, en soms garages. Ik geloof niet dat zij voortdurend in en uit dorpen rennen om raketten af te vuren.”

Toch zijn er tal van berichten dat Hezbollah vanuit dorpen aan de grens raketten afvuurt, onder andere uit het christelijke dorpje Ain Ebel. Ook zou Hezbollah geprobeerd hebben het hooggelegen Druzen-stadje Mari binnen te dringen. Volgens Israëlische woordvoerders zouden raketten uit slaapkamers worden afgevuurd, zou Hezbollah hulptransporten tegenhouden om Israël daarvan de schuld te geven en mensen weerhouden van vluchten. Zoals de Australische foto’s uit Wadi Sjahroer worden deze berichten gretig over het internet verspreid. Zo zweeft er een hardnekkige theorie door de sites, die stelt dat het bloedbad van Kana door Hezbollah in scène zou zijn gezet.

’De conflicten van vandaag worden gewonnen via de publieke opinie’, zo staat er boven de website van ’Giyus, Give Israël Your United Support’ (Giyus.org), welke is opgezet door een dozijn pro-Israëlische organisaties. De website biedt tal van verhalen en informatie, vaak van nogal dubieuze aard, en roept 100.000 bloggers op die de wereld rond te sturen. De teller staat momenteel op bijna 20.000 bezoekers.

„Het is technisch onmogelijk raketten uit slaapkamers af te vuren, omdat je jezelf zou verbranden”, zegt Timor Goksel, voormalig woordvoerder van Unifil, de VN-troepenmacht in Zuid-Libanon. „En Hezbollah-strijders zullen zich af en toe best in civiele wijken verschuilen. Wat moeten ze anders? In het open veld gaan staan tegenover een van de best bewapende legers ter wereld? Ze mogen dan in God geloven, ze zijn niet achterlijk.”

Het slagveld in Zuid-Libanon is volstrekt ontoegankelijk voor journalisten en hulporganisaties, en de oorlog om de publieke opinie wordt vertroebeld door gekleurde en zelfs valse berichten. Daarom lijkt het erop dat de vraag of Hezbollah inderdaad menselijke schilden gebruikt pas na afloop van de oorlog beantwoord zal kunnen worden.

Tot die tijd schetsen organisaties als Human Rights Watch (HRW) slechts een voorlopig beeld. Zo publiceerde HRW vorige week een rapport over Israëlische aanvallen op civiele doelen. De Amerikaanse mensenrechtenorganisatie onderzocht twintig meldingen. De conclusie was dat het Israëlische leger systematisch faalt onderscheid te maken tussen militaire en civiele doelen, en dat dit nauwelijks te maken heeft met al dan niet mogelijke Hezbollah-praktijken. „Het patroon (van de bombardementen, red.) toont dat het falen niet kan worden afgedaan als slechts ongelukken en niet kan worden afgeschoven op foute Hezbollah-praktijken. In sommige vallen is er sprake van oorlogsmisdaden.”

TROUW
14 Augustus, 2006